Logo Zoeken
Blog

Essay: De Homo Digitalis heeft niet altijd gelijk

4 maart 2025Claudia PinoRuud Hommel

Laat ons je meenemen naar de vakantie van Ruud een paar jaar geleden: "Ik verbleef in Londen en zou die dag wat eten met vrienden van me in Birmingham. Vol goede moed, met een online gekocht kaartje op mijn telefoon, stond ik op het treinstation van Londen, toen mijn telefoon uit mijn handen glipte. Met een kleine stuiter viel mijn telefoon op de harde tegels van het station. In lichte paniek pakte ik hem weer op. Gelukkig was het scherm nog heel, maar wat ik ook probeerde, het scherm bleef zwart. Paniekerig meldde ik me bij de balie met mijn probleem. Helaas konden zij ook niks doen en moest ik een nieuw kaartje kopen. Dit was al balen, maar toen ik eenmaal in de trein zat, besefte ik dat mijn vrienden geen flauw idee hadden hoe laat ik op welk perron aankwam. En zonder telefoon kon ik ze ook niet bereiken."

essay_dehomodigitalis.jpg

Herkenbaar? Inmiddels zal vrijwel iedereen ooit een vergelijkbare ervaring hebben gehad. En zeggen we het niet vaak genoeg op feestjes of bij de koffieautomaat: ‘Wat zijn we toch afhankelijk van dat ding. We kunnen niet meer zonder.’ Ondertussen laten we dit communicatieve apparaatje toch vrolijk steeds meer infiltreren in onze dagelijkse bezigheden. Want ja, het is ook zo’n handig hulpje. Altijd klaar om de weg voor je te vinden, het beste recept omhoog te toveren, een zin te vertalen, iemand te bereiken. En dan hebben we het nog niet over filmpjes kijken, muziek luisteren, appjes checken of op een andere manier de verveling of tussentijd[1] verdrijven.

Dode digitale mus

Dat de smartphone een ‘handig’ communicatieding is, lijkt buiten kijf te staan. Maar toch: is dit inderdaad zo handig als het lijkt? Of worden we in feite blij gemaakt met een dode digitale mus? We zijn misschien meer verbonden, maar tegelijk ook eenzamer dan ooit.[2] Wat is er überhaupt mis met de technologieën die we ooit hadden. We hebben de vaste telefoon praktisch afgeschaft. Maar zo’n slechte uitvinding was dat niet, toch? Je wist de belangrijkste telefoonnummers uit je hoofd, goede oefening voor je brein, vindt ook neuropsycholoog Erik Scherder.[3] Of je schreef, ook al zo’n gewoonte uit vervlogen tijden, de telefoonnummers op in je papieren agenda. Was dat eigenlijk niet net zo makkelijk, maar minder kwetsbaar?
Een thuistelefoon valt in ieder geval niet zomaar uit je broekzak. Je neemt hem niet overal mee naartoe en je kunt je niet de hele tijd verstoppen achter je scherm. Dus je spreekt buiten de deur sneller iemand van buiten je bubbel. Je data wordt niet opgeslagen en doorverkocht door techgiganten en er is geen commercieel belang in het geding. Best prima, toch? En als we dit doorvertalen naar de werkvloer: wat is er mis met het toevallige praatje van collega tot collega bij de koffieautomaat? Waarom zetten we alle bedrijfsontwikkelingen in een blog op het intranet? Kan de chef niet beter weer eens op een zeepkist in het kantoor gaan staan?

We zitten middenin de zogenoemde ‘digitale transitie’.[4] Tot nu toe hebben technologische ontwikkelingen keer op keer gezorgd voor een paradigmawisseling, denk maar aan de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450. Door deze techniek kwamen onder andere wetenschap en onderwijs in een stroomversnelling. De technische ontwikkeling zorgde met andere woorden voor een verandering van denkkader. De digitale transitie waar we nu middenin zitten, zorgt er ook voor dat we op een andere manier naar de wereld om ons heen kijken. We kijken met een digitale bril op. Met die bril op lijkt het alsof het evolutionair bepaald is dat we digitaliseren, alsof het ons allemaal overkomt, alsof het de enige logische weg is. Maar is dat wel zo? We hebben toch wel degelijk keuzes die we kunnen maken, en ook moeten maken. Kunnen we onze digitale bril eigenlijk nog wel afzetten?

1990: Minder dan 1 procent van de bevolking heeft toegang tot internet.

2000: Ongeveer 40 procent van de huishoudens heeft internet.

2010: Ruim 90 procent van de Nederlandse huishoudens heeft internettoegang.

2023: Ongeveer 98 procent van de Nederlandse bevolking heeft toegang tot internet, met een hoog gebruik van mobiele apparaten.


Ook op de werkvloer heeft de digitalisering grote gevolgen. Van de introductie van computers in de jaren 70, pc’s en laptops in de jaren 80 en 90, CRM en ERP systemen in de jaren 2000 en, nog recenter, AI en big data. De coronapandemie heeft deze ontwikkelingen nog meer versneld, waardoor meetings via Teams nu meer norm zijn dan uitzondering.

Verhoogde werkdruk

In haar boek ‘De toekomst van werk’ beschrijft filosoof en sociaal wetenschapper Lisa Herzog hoe we de grip op ons werk langzaam kunnen verliezen als we niet uitkijken.[5] We zijn flexibeler in hoe we samenwerken en onze tijd indelen. Als we moeten overleggen met een collega, kunnen we chatten, videobellen, appen, ‘teamsen’, fysiek samenkomen of bellen. We worden op veel fronten ook efficiënter. Dit draagt enerzijds bij aan meer tevredenheid en gezondheid bij medewerkers.
 Anderzijds kan het ook zorgen voor verhoogde werkdruk, technostress en het vervagen van grenzen tussen privé en werk.
Voor werknemers die niet goed om kunnen gaan met digitale middelen, zijn deze risico’s nog groter. Zij ervaren dan ook verhoogde werkdruk en stress, omdat ze meer tijd moeten investeren in het begrijpen en gebruiken van nieuwe technologieën. Als het niet lukt om die vaardigheden aan te leren, leidt dit weer tot verminderde productiviteit, sociale isolatie en risico op baanverlies. Herzog stelt dat medewerkers kwetsbaarder worden omdat zij zich moeilijker kunnen verenigen als zij in de praktijk nauwelijks nog samenkomen. Wie kan er überhaupt nog werken als digitale bronnen wegvallen? Wij in ieder geval niet.

Digitale bril

Hoe bepalen we of een digitale ontwikkeling, op de werkvloer of daarbuiten, goed is voor ons? Voor het antwoord op deze vraag gaan we naar filosoof, jurist en grondlegger van het utilitarisme Jeremy Bentham (1748-1832). Bentham vroeg zich bij alles af: levert deze handeling een bijdrage aan het algemeen nut? De moraal, het goede handelen, zou gericht moeten zijn op het meeste geluk voor de meeste mensen. Geluk is daarbij niets meer of minder dan de hoeveelheid plezier min de hoeveelheid pijn die een handeling oplevert.[6] Laten we Benthams redenering loslaten op de digitale transitie. Wat heeft meer algemeen nut: wel of geen smartphone?
De gangbare gedachte is dat de smartphone bijdraagt aan het algemeen nut. Inmiddels heeft meer dan 97 procent van de Nederlandse bevolking internet, een van de hoogste percentages ter wereld, en 93 procent een smartphone. Hoewel er ook zorgen zijn over de snelheid van technologische ontwikkelingen, gelooft zo’n 80 procent van de Nederlanders dat digitalisering het leven makkelijker maakt.[7] Maar maakt digitalisering het leven ook beter? En kunnen we met onze ‘digitale bril’ op nog wel helder hierover oordelen?

De digitale transitie en alle digitale (communicatie)middelen die we tot onze beschikking hebben, beïnvloeden ons. Roland van der Vorst, hoofd innovatie bij de Rabobank en columnist bij het Financieel Dagblad, beschrijft dit mooi in zijn boek ‘De toekomst is eindeloos’.[8] Het lijkt erop dat wij moeilijk loskomen van onze technologieën. Ze zijn niet alleen verslavend, maar ook continu aanwezig. Privé, maar ook in werksituaties. Hoe kunnen wij nog helder denken over de invloed van deze technologie op onszelf als we er zo middenin zitten?
Niet alleen de wereld om ons heen digitaliseert, maar wijzelf digitaliseren van binnenuit, in ons denken, in onze communicatie en in ons gedrag. Historicus Yuval Noah Harari gaat nog een stapje verder en heeft het over de cyborg-ontwikkeling waarbij technologie uiteindelijk in onze lichamen wordt geïntegreerd.[9] Het bedrijf Neuralink van Elon Musk is al bezig met projecten in deze richting. Je zou kortom kunnen concluderen: we evolueren in sneltreinvaart naar een ‘homo digitalis’.[10]

‘Wij digitaliseren van binnenuit, in ons denken, in onze communicatie en in ons gedrag’

 Volgens Harari schuilt er een gevaar dat door deze ontwikkeling straks twee soorten mensen rondlopen: de nieuwe ‘homo digitalis’ en de oude ‘homo sapiens’. Is dat niet wat we nu al om ons heen zien gebeuren? Voor communicatieadviseurs bestaat het risico om de ‘oude’ mens te zien als de zwakkere broeders en zusters, die we moeten helpen om mee te komen met de maatschappij. Zij blijven achter. Snappen niet hoe nieuwe technologieën werken, hoe ze hun smartphone moeten gebruiken, hoe ze online een afspraak moeten maken. Langzaam verdwijnen alle analoge geitenpaadjes.

Als we dit doortrekken naar interne communicatie, zien we dit ook gebeuren. Medewerkers die bijvoorbeeld buiten aan het werk zijn en weinig achter een laptop zitten, oudere medewerkers en medewerkers die onder hoge druk werken missen steeds vaker belangrijke communicatie.[11] Stel, je houdt als communicatieadviseur een poll over medewerkerstevredenheid, je deelt de jaarcijfers of je start een blog samen met het managementteam om de kloof tussen management en werkvloer te dichten. Bereik je deze groepen dan überhaupt nog wel?

Smartphone

We hebben het idee dat organisaties snel geneigd zijn om te denken dat digibete medewerkers een cursus ‘leren omgaan met mijn smartphone' nodig hebben. De aanname is meestal dat het gaat om het ‘kunnen’. Geef medewerkers de juiste instructies, stuur ze op computerles en klaar ben je. Het internet staat dan ook bol van adviezen om deze groep medewerkers alsnog mee te krijgen in de digitaliseringsslag, met oplossingen als ‘investeer in trainingen’ en ‘moedig open dialoog aan’.[12] Als ze in ieder geval de basisvaardigheden maar beheersen, dan kunnen ze voldoende meekomen. Dan kan de overheid of de werkgever digitaal met hen communiceren en kunnen burgers en medewerkers uit de voeten met allerhande gedigitaliseerde handelingen, zoals een online afspraak maken, digitaal declareren of reizen met de bus of trein. Hebben burgers geen geld voor een computer of voor internet? Dan trekken we een subsidiekastje open en regelen we dat gewoon. Trouwens, de mensen, die echt niet mee kunnen komen - vaak toch wat grijzer behaard dan de gemiddelde Nederlander - sterven vanzelf uit. Hen laten we op den duur achter in onze geschiedenis.

Los van het feit dat al die instructies en geldstromen een doekje voor het bloeden zijn[13], kun je je afvragen of het alleen gaat om ‘kunnen’. Hoe zit het met de component ‘willen’? Een vrij essentieel element als het gaat om het veranderen van gedrag. We merken bij onszelf dat wij er steeds vaker genoeg van hebben om alles digitaal te regelen. Want pak je eenmaal je telefoon, dan ben je hooked. De wereld om je heen vervaagt, en als je weer opkijkt ben je ineens drie uur verder. Jouw aandacht en tijd zijn opgeslokt door het digitale Rupsje Nooitgenoeg. Maar ook: we krijgen geen mens meer te spreken. Op het station niet, bij webwinkels en dienstverleners niet. Zou het niet een recht moeten zijn, om niet-digitaal door het leven te gaan, om homo sapiens te blijven.

Natuurlijk, we zijn niet blind: de weg naar de homo digitalis en het digitale werken is al ingeslagen. We kunnen niet meer terug. Maar we kunnen die weg wel bewuster bewandelen en soms een andere afslag nemen. Onze digitale bril af en toe afzetten om te kijken wat ons nu echt het meeste oplevert.

De niet-digitaal communicerende mens is voor ons als communicatieprofessionals de graadmeter om onze communicatie menselijk te houden. Ons doel zou niet moeten zijn: zoveel mogelijk medewerkers op intranet te krijgen of een vlog laten bekijken, maar: de menselijkheid in organisaties bewaken en terugbrengen in de communicatie. De medewerkers in de buitendienst, de oudere collega’s, zij houden ons scherp en laten ons zien dat werken en communiceren niet louter digitaal mogen zijn. Daarmee missen we teveel waardevolle elementen. Zij wijzen ons op wat we verliezen als we ons werk, onze organisaties, onze wereld alleen maar ‘handig’ en ‘digitaal’ inrichten. Daarmee is het algemeen nut niet gediend, zal ook Bentham beamen.

Stel jezelf als communicatieadviseur daarom de vraag: moeten we dit wel digitaal doen?
En daarbij: zet eens een andere bril op.

Terug naar het begin, terug naar de treinrit in Engeland. "Daar zat ik dan, in de trein. Zonder werkende telefoon en zonder manier om mijn vrienden te bereiken. Gelukkig zat de oplossing naast me. Een vriendelijke oude man gaf me zijn telefoon om Facebook (2017!) op te installeren. Na wat authenticatie kon ik inloggen. Ik stuurde via de chat een kort bericht naar mijn vrienden en vertelde wanneer en waar ik aan zou komen. Vervolgens bedankte ik de man, verwijderde mijn aanwezigheid van zijn telefoon en was de afspraak gered."

Conclusie: wat ben ik toch blij dat de mensheid de mobiele telefoon heeft uitgevonden. Zonder zou ik nu verloren zijn, ergens in Londen zonder treinticket en afgesneden van mijn hele sociale netwerk en iedere vorm van communicatie.

Of toch niet... Dit is duidelijk de conclusie van een homo digitalis. Maar wij trekken een andere conclusie. Het is niet de smartphone die in dit verhaal zorgt voor een oplossing. Het is de oudere medepassagier die zo aardig is om zijn mobiel uit te lenen aan een vreemde. We mogen elkaar nodig hebben, elkaar helpen is bij uitstek een menselijke eigenschap. Laten we dat koesteren op onze weg naar de digitale toekomst en de homo digitalis niet altijd gelijk geven.

Verwijzingen:

[1] In de betekenis van de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven (1928-2001). Verhoeven zag de ‘tussentijd’ als een periode waarin mensen niet direct bezig zijn met actie of productie, maar waarin zij juist de tijd nemen om stil te staan bij wat er gebeurt. Het is een soort pauze waarin ruimte ontstaat voor contemplatie en bezinning, zonder dat men onmiddellijk op iets reageert. Voor Verhoeven is deze tijd van reflectie cruciaal omdat het mensen in staat stelt om dieper na te denken over hun ervaringen, hun omgeving, en de betekenis van het leven.

[2] Gezondheidsmonitor 2020, RIVM i.s.m. GGD en CBS

[3] Laat je hersenen niet zitten!, Erik Scherder, 2019

[4] Toekomstverkenning Digitalisering 2030, Freedomlab 2018, schetst aan de hand van elf trends een beeld van de digitale transitie in Nederland.

[5] De Toekomst van Werk, Liza Herzog, 2024

[6] An Introduction to the Principles of Morals and Legislation, Jeremy Bentham, 1789

[7] KPMG, 2021

[8] De toekomst is eindeloos, een open blik op digitalisering, Roland van der Vorst, 2023

[9] Homo Deus: Een korte geschiedenis van de toekomst, Yuval Noah Harari, 2015

[10] De Corporate Tribe, Jitske Kramer, 2018

[11] The Impact of Information and Communication Technology on Employee Well-Being, 2015

[12] Helping Your Employees Adapt to Digital Transformation, Shelly Kramer, 2017

[13] Trendrapport Digitale inclusie, Van Deursen, 2023. Van Deursen ziet de digitale ongelijkheid tussen mensen groter worden, ondanks dat bijna iedereen een digitaal leven heeft. De groep mensen die de vruchten van de digitale samenleving plukt, wordt steeds kleiner naarmate de technologie complexer en de impact groter wordt.

Dit essay is (deels) ook gepubliceerd in C01 2025: hét communicatiemagazine van Nederland met de laatste trends en actualiteiten, inhoudelijke rapportages, spraakmakende projecten en diepte-interviews met communicatieprofessionals.