Een snel groeiende kenniskloof met maatschappelijke schade
De voordelen van generatieve AI-tools als ChatGPT en Copilot zijn evident. Je kan er razendsnel heel veel informatie mee vinden, je eigen kennis checken op hiaten, grote stukken tekst vertalen en zelfs conceptnotulen mee laten maken, om slechts een paar mogelijkheden te noemen. Alleen al op LinkedIn verschijnen dagelijks tips voor nieuwe toepassingen. In het bedrijfsleven staat AI hoog op de prioriteitenlijst van veel organisaties. Het bijscholen van medewerkers is daarbij een van de belangrijkste randvoorwaarden voor een succesvolle transitie naar een AI-gedreven organisatie.

Het enthousiasme over de generatieve AI-tools als ChatGPT en Copilot is dan ook zeer begrijpelijk, maar wat tot nog toe weinig of geen aandacht heeft gekregen is dat deze tools maatschappelijke tweedeling in de hand werken en versterken. Circa twee miljoen mensen – zeer voorzichtig geschat – tussen de 16 en 65 jaar kunnen er geen gebruik maken door laaggeletterdheid, niet toereikende cognitieve vermogens en gebrek aan digitale vaardigheid. Daardoor zullen ze op maatschappelijk vlak steeds verder en steeds sneller achterop raken ten opzichte van degenen die wel AI gebruiken. Als gevolg daarvan zullen ze steeds moeilijker aan een baan kunnen komen. Dit berokkent, zoals hieronder betoogd, schade op persoonlijk, maatschappelijk en macro-economisch niveau.
Laaggeletterdheid en het gebruik van AI-tools
Een eerste voorwaarde om goed gebruik te kunnen maken van AI, is dat je in voldoende mate kan lezen en schrijven. Nederland telt ruim twee miljoen laaggeletterden, wat wil zeggen dat ze alleen met moeite eenvoudige zinnen kunnen lezen en schrijven.[1] Je kunt in principe gebruikmaken van de faciliteit om verbaal opdrachten te geven en de antwoorden te beluisteren, maar selecteer, combineer en onthoud die informatie allemaal maar eens als je niet goed kan schrijven. Ook zul je toch geleerd moeten hebben wat AI is, hoe je ermee werkt en wat je ermee kan. Lukt het toch om, zij het met moeite, informatie op te halen, dan is het vervolgens zeer wenselijk – zo niet noodzakelijk – dat je kunt beoordelen of de antwoorden van AI kloppen of het resultaat zijn van wat in het jargon hallucineren heet: het genereren van een onjuist of onzinnig antwoord. Daarvoor heb je weer andere informatie nodig, die je dan ook wel moet kunnen lezen.
Digitale vaardigheid en het gebruik van AI-tools
Digitale vaardigheid is een tweede voorwaarde om met de genoemde AI-tools te kunnen werken. Twee miljoen mensen zijn digitaal beperkt vaardig.[2] Bijna iedereen heeft wel een smartphone, maar als je die alleen gebruikt om te telefoneren en te WhatsAppen blijven ChatGPT, CoPilot, Gemini, DeepSeek en andere AI-apps een gesloten boek. Het gebruik van de telefoonfunctie en van WhatsApp is een handeling die steeds eender is en snel een gewoonte wordt. Maar het gebruik van de AI-tools is complexer gedrag.
Cognitieve vaardigheid en het gebruik van AI-tools
Last but not least moet je in staat zijn op zo’n manier vragen of instructies – prompts – voor AI-tools te bedenken en te formuleren dat ze een adequaat antwoord op je vraag opleveren. Het vereist niet alleen lees- en schrijfvaardigheid, maar ook een toereikend IQ om dat op eigen kracht te kunnen doen. Het aantal mensen dat een IQ van 70 tot 85 heeft (wat wordt aangeduid als zwakbegaafd), bedraagt echter al ruim twee miljoen.[3]
De kenniskloofhypothese vijfenvijftig jaar later
De groepen die laaggeletterd zijn, cognitief minder bedeeld en niet digitaal vaardig overlappen elkaar ongetwijfeld ten dele. Maar het is niet onrealistisch ervan uit te gaan dat, conservatief geschat, in totaal zo’n twee miljoen mensen niet in staat zijn de generatieve AI-tools op een adequate manier te gebruiken. In 1970 formuleerden Tichenor, Donahue en Olien de kenniskloofhypothese, die inhoudt dat er met het verstrekken van informatie en het geven van voorlichting een steeds verder groeiende kenniskloof ontstaat tussen mensen die in staat zijn die informatie te verwerken, en degenen die daartoe niet in staat zijn.[4]
Met de komst van de generatieve AI-tools als ChatGPT en Copilot zal die kenniskloof tussen degenen die ze kunnen gebruiken en degenen die daar niet toe in staat zijn steeds dieper worden. Het tempo waarin dat gebeurt, wordt steeds hoger. Achterblijvers kunnen zich ook minder snel ontwikkelen dan gebruikers.
Sociale gevolgen
Dat heeft verstrekkende maatschappelijke gevolgen. Hun inzetbaarheid in het arbeidsproces zal daardoor ook in een steeds hoger tempo afnemen. En daarmee groeit de kans dat ze zeer langdurig werkloos blijven. Je kunt hier tegenin brengen dat je niet voor alle soorten werk voordeel hebt van AI-tools. Maar ook voor wie in de verzorging werkt, is het bijvoorbeeld van belang snel informatie te kunnen vinden als een cliënt plotseling gezondheidsklachten lijkt te hebben. En een loodgieter die sneller een oplossing kan vinden als hij tegen een niet-alledaags probleem oploopt, heeft een voordeel ten opzichte van een collega of concurrent die dat niet kan. Een schoonmaker die met vlekken geconfronteerd wordt die hij niet kan thuisbrengen, kan met een foto via Gemini eerder achterhalen hoe hij in zo’n geval een oppervlak moet behandelen.
Op de tweede plaats jaagt de snel groter wordende kloof maatschappelijke tweedeling aan. De achterblijvers raken de aansluiting bij de maatschappij kwijt. Jongeren komen nog eerder dan al het geval is in de criminaliteit terecht.[5]
Persoonlijke problemen
Ook de persoonlijke gevolgen voor mensen die achterop raken, stemmen niet vrolijk. Nu is het al zo dat laaggeletterden aanzienlijk meer problemen hebben: ze hebben vaker gezondheidsproblemen en financiële zorgen en ze zijn vaker werkloos. Dat zal alleen maar erger worden.
'Het is zaak alle zeilen bij te zetten om niet achterop te raken'
Hun kansen op de arbeidsmarkt nemen af, omdat ze steeds minder kennis hebben om aansluiting te houden met de samenleving, maar ook minder mogelijkheden om snel probleemoplossingen te vinden in vergelijking met degenen die zich kunnen ontwikkelen. Dat zal het risico op financiële problemen alleen maar vergroten. Ze wonen vaak in minder prettige buurten, wat effect op het welzijn en welbevinden heeft. Gezondheidsinformatie bereikt hen minder snel en minder op hun omstandigheden en vaardigheden toegesneden, dan het geval is bij degenen die vaardig zijn in het gebruik van de AI-tools. Het risico op ziekte en ziekte-uitval neemt daardoor toe, wat ook zijn weerslag heeft op hun positie op de arbeidsmarkt.
(Macro)economische gevolgen
De arbeidsongeschiktheid door persoonlijke problemen of gebrek aan vaardigheden heeft ook consequenties voor de economische positie van Nederland en bij uitbreiding de Europese Unie. (Laaggeletterdheid is in veel EU-landen een probleem.) Er zouden meer mensen deel kunnen nemen aan het arbeidsproces. En bij in elk geval een deel van degenen die werken, zouden de arbeidsproductiviteit en de effectiviteit omhoog kunnen gaan, met positieve gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van ons land. In een tijd waarin Azië ons als economische macht in rap tempo inhaalt en de Verenigde Staten zich ten opzichte van de EU niet vriendelijk opstelt, is het zaak alle zeilen bij te zetten om niet achterop te raken. (En dat geldt natuurlijk ook voor de EU in zijn totaliteit.)
Betekenis voor communicatieprofessionals
Voor communicatieprofessionals betekent het voorgaande dat ze nog meer dan nu al het geval is, rekening moeten houden met mensen die niet in staat zijn snel informatie te vergaren en beoordelen met behulp van de generatieve AI-tools. Dat vraagt om andere communicatiestrategieën en -uitvoering dan die voor degenen die het tempo wel kunnen bijbenen. Persoonlijke communicatie, vaak met behulp van sociale netwerken, zijn daarvoor een aangewezen methode. Dat is een zaak van respect en medemenselijkheid. Maar het dient ook de publieke zaak: het beperken van de maatschappelijke schade.
Natuurlijk ligt de verantwoordelijkheid primair bij politiek en bestuurders. Maar communicatieprofessionals kunnen vanuit hun specifieke positie wel wijzen op de gevolgen en de urgentie om snel actie te ondernemen en resultaten op korte termijn te boeken.
Actie met effecten op korte termijn nodig
Er zijn wel veel initiatieven en stimuleringsfondsen om laaggeletterdheid en digitale beperktheid aan te pakken. Maar die hebben pas effect op langere termijn. Het kost tijd om achterstanden op die gebieden weg te werken. Er zal dus iets ontwikkeld moeten worden om resultaat op korte termijn te boeken. Met de AI-tools vind je dat niet. Ze verwijzen naar de bekende programma’s voor laaggeletterdheid en digitale vaardigheid. Dat is ook niet zo verwonderlijk: deze AI-apps zijn wel razendsnel in het verzamelen, ordenen en combineren van informatie, maar die moet toch eerst ontwikkeld en beschikbaar zijn. Door mensen.
[1] www.lezenenschrijven.nl/over-laaggeletterdheid/informatie-over-laaggeletterdheid-nederland.
[2] Non, M. en M. Dinkova (2021) Aanzienlijk deel beroepsbevolking kampt met lage digitale vaardigheden. ESB, 106(4797): 230-233.
[3] Woittiez, I., Eggink, E. en Ras, M. Het aantal mensen met een licht verstandelijke beperking: een schatting.
Notitie ten behoeve van het IBO-LVB. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2019
[4] Tichonor, P., Donohue, G., & Olien, C. (1970). Mass media flow and differential growth in knowledge. Public Opinion Quarterly 34[2], 159-170.
[5] Teeuwen, M., Bruggeman, M., Dirkse, M. en Malsch, M. Levenslange obstakels. Een levensloopstudie naar licht verstandelijk beperkten in het strafrecht en in de zorg. Amsterdam: Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, 2020.
Dit artikel is ook gepubliceerd in C01 2025: hét communicatiemagazine van Nederland met de laatste trends en actualiteiten, inhoudelijke rapportages, spraakmakende projecten en diepte-interviews met communicatieprofessionals.