Logo Zoeken
Column

Het oneindige karakter van communicatie

15 november 2023Betteke van Ruler

We denken heel gemakkelijk dat communicatie begint als wij een boodschap produceren en dat het ophoudt als de doelgroep de boodschap heeft gepercipieerd. De wetenschap laat iets heel anders zien: het is een proces waarvan je heel lastig kunt aanwijzen wanneer het begint en nog minder goed wanneer het ophoudt. Wat betekent dat voor onze manier van werken?

Betteke van Ruller 1340x894.jpg

In tegensteling tot wat veel mensen denken is er nooit overeenstemming geweest over wat ‘communicatie’ of ‘communiceren’ betekent. Zelfs in het Latijn betekende communicare al ‘delen met’ en ‘met elkaar verbinden’, maar evenzogoed ‘verspreiden naar’ (Glare, 1968, p.369). We doen communicatie bovendien gemakkelijk af als een vrij technisch proces van overdracht van informatie naar bepaalde ontvangers. En als we die overdracht een beetje goed hebben gedaan, zijn we tevreden. De communicatietheorie legt een heel andere nadruk, namelijk op het ingewikkelde karakter van het verloop van betekenisconstructies in het communicatieproces. ‘Communicatie gebeurt niet zonder betekenis en mensen creëren en gebruiken betekenissen bij het interpreteren van gebeurtenissen’, staat in het standaardwerk van Littlejohn (1992, p.378). ‘Meaning is in the heads, not in the message’, maakte Berlo (1960, p.214) ons al duidelijk. En tegenwoordig wordt steeds meer nadruk gelegd op het feit dat hoe je betekenis geeft ook nog eens evolueert. Dat maakt communicatie zo ingewikkeld, en dat is ook precies wat het werk van communicatieprofessionals zo ingewikkeld maakt.

Het relationele karakter ervan

Hoe jij en anderen betekenis geven aan dat wat jij of iemand anders naar buiten brengt, hangt van veel factoren af. Het is feitelijk een heel erg grillig proces waarvan je de uitkomst niet kunt voorspellen. Er is echter nog iets anders dat langzaam maar zeker als standaard wordt gezien in de communicatiewetenschap. En dat is het feit dat die betekenisverlening die iemand geeft aan iets, altijd weer wordt heroverwogen en bovendien altijd ook wordt beïnvloed door eerdere communicatie-uitingen van jou of jouw organisatie. En om het nog ingewikkelder te maken: die hoeven niet eens van dezelfde persoon afkomstig te zijn maar kunnen ook van anderen afkomstig zijn geweest, die over hetzelfde thema iets zeiden.

Communicatie creëert organisatie

In het deel van de communicatiewetenschap dat is gericht op alledaagse communicatie in en om organisatie, de organisationele communicatiewetenschap, is de dominante gedachte dat mensen in hun alledaagse interacties niet alleen op details allerlei dingen afspreken maar daardoor ook met elkaar als het ware de hele organisatie creëren (de Communication Constitutes Organization (CCO)-benadering, ontwikkeld door Taylor en Van Every, 2000). Anders gezegd: in de dagelijkse interacties wordt een beeld van de werkelijkheid gecreëerd op basis waarvan beslissingen worden genomen en al die beslissingen bij elkaar bepalen hoe de organisatie handelt en gezien wordt. Zo beschouwd is communicatie dus beslist niet iets voor erbij of iets dat alleen aan de orde is als er een beslissing is genomen, maar een productiefactor, net als geld, grondstoffen en mensen.

Betekenissen liggen niet vast

Psychologen willen ons graag doen geloven dat onze betekenissen van van alles nogal vast liggen, door ons karakter en onze persoonlijkheid. Taylor en Every (p.33) en velen met hen bestrijden dat. Want er is dan wel op een gegeven moment een gezamenlijk perspectief op de situatie (lees: een beslissing hoe iets in elkaar zit en wat er gedaan moet worden), maar daarmee ben je er niet. Want dat leidt wel tot momenten van consensus, maar die consensus wordt eindeloos weer ter discussie gesteld en heronderhandeld. Betekenisconstructie is volgens hen (en velen met hen) dan ook geen statisch begrip, maar iets dat continu evolueert in opeenvolgende interacties. De organisatiewetenschap noemt dat het lerend vermogen van een organisatie. Daarom wordt gezegd dat strategie beter ‘strategizing’ kan worden genoemd. Je moet blijven leren en daardoor je strategie waar nodig bijstellen. Ik zie dat ook bij allerlei dialoog- en cocreatieprocessen. We denken dat we hetzelfde denken over iets als we er een afspraak over hebben gemaakt, maar vaak geldt die alleen voor vandaag. Het stikstofdebat heeft laten zien dat je wel kunt denken dat je overeenstemming hebt met elkaar, maar dat kan morgen zomaar net weer even anders liggen. Nog eens over nagedacht, ideeën van anderen tot je genomen, en weg is de overeenstemming. We proberen consensus daarom vast te leggen in allerlei documenten, maar interpretaties zijn extreem lenig en worden steeds weer heronderhandeld. Cocreatie kunnen we dus beter cocreëren noemen: ook dat is nooit af.

Het lenige karakter van communicatie

Er is een andere stroming in de communicatiewetenschap die al langer nadruk legt op het feit dat we onze interpretaties voortdurend bijstellen, maar op een iets andere manier dan in de CCO-benadering. Dat komt omdat interactie niet wordt gezien als een psychologisch proces van met elkaar interacterende personen, maar als een sociologisch proces van betekenisgeven aan boodschappen zelf. Dat wordt wel degelijk beïnvloed door de communicatiehandelingen van al diegenen die zich uiten over het betreffende thema, maar die personen hoeven niet per se een relatie te hebben met elkaar en ook niet letterlijk met elkaar in gesprek te zijn. Hoe dat werkt? Door de ideeën van anderen denk je na over je eigen interpretatie en stel je die (soms) bij. Dat levert (bewust of onbewust) een bepaald idee op dat jij op jouw beurt weer deelt. Zo ontwikkelt zich maatschappelijke betekenisvorming. Zodra deze door een groep als ‘waarheid’ worden aangegeven, krijgt die mythische kracht en wordt die niet meer ter discussie gesteld, zei Goffman in 1974 al. Maar ook daarvoor geldt dat die niet voor eeuwig is. Wie even nadenkt over hoe we nu denken over bijvoorbeeld aardgas, snapt wat daarmee wordt bedoeld.

Het dynamische karakter van interpretaties

Hoe je gisteren over iets dacht is niet per se hetzelfde als hoe je er nu over denkt. Dat komt door contact met interpretaties van anderen. Eigenlijk weten we dat best, maar we gebruiken het zelden in ons dagelijks werk. Misschien is dat omdat het een nogal abstract proces is dat zich afspeelt op het niveau van de interpretaties zelf. Je leest iets en bepaalt wat je ervan denkt. Dat bepaalt vervolgens hoe jij erover communiceert. Dat hoeft niet per se naar de afzender van dat eerste bericht te zijn, dat kan ook naar iemand anders zijn. En zo gaat het ook bij degenen die jouw bericht interpreteren en daar zelf weer naar of met anderen over communiceren. Het hoeft dus niet per se letterlijke interactie tussen bepaalde personen te zijn, het kan ook van de een naar de ander gaan en toch zeer interactief van karakter zijn. Je hoort of ziet iets, vindt er iets van en stelt soms je eigen idee bij, soms zelfs zonder dat je dat in de gaten hebt. Dit heet ook wel ‘emergentie’ (zie de overeenkomst met het emergent denken in strategie). Dat begrip komt uit de quantum filosofie en wordt omgeschreven als het proces waarbij nieuwe eigenschappen ontstaan door de interactie tussen simpele, kleine entiteiten die deze eigenschappen oorspronkelijk niet bezitten. Makkelijker gezegd: ‘Meer is niet een optelsom maar iets heel anders’.

Wat dit voor ons vak betekent? Dat je nooit van tevoren weet welke wending de betekenisverlening aan een thema kan krijgen. Dat je dus regelmatig moet checken hoe anderen erin staan. Dat je niet uit de voeten kunt met een lineair stappenplan om de communicatie te plannen maar een flexibele methode nodig hebt waarin ruimte is voor voortdurende monitoring en testing. En dat je tijd moet nemen (krijgen) om die monitoring en testing goed te doen.

‘Meaning is in the heads, not in the message. Dat is precies wat het werk van communicatieprofessionals zo ingewikkeld maakt’


LiteratuurBerlo, D. K. (1960). The process of communication. New York, NY: Holt, Rinehart and Winston. Glare, P. G. W. (ed.). (1968). Oxford Latin dictionary. London, UK: Oxford University Press. Littlejohn, S. W. (1992). Theories of human communication (4th ed.). Belmont, CA: Wadsworth. Taylor, J. R., & Van Every, E. J. (2000). The emergent organization: Communication as its site and surface. Mahwah, NJ: Erlbaum. Goffman, E. (1974). Frame analysis. An essay on the organization of experience. Boston: Northeastern University Press.

Vakblad C

Dit artikel is ook gepubliceerd in C: hét communicatiemagazine van Nederland met de laatste trends en actualiteiten, inhoudelijke rapportages, spraakmakende projecten en diepte-interviews met communicatieprofessionals. Leden van Logeion ontvangen het vakblad acht keer per jaar gratis op de mat, maar ook wanneer je niet aangesloten bent bij de beroepsorganisatie kun jij je abonneren op dit full colour blad vol vakkennis.

Lees meer over vakblad C