Wieneke Buurman: Pieter Omtzigt en het aantal communicatieprofessionals
Het kan geen vakgenoot zijn ontgaan: de discussie in de media die Pieter Omtzigt deze week in de media aanzwengelde over het grote aantal communicatieprofessionals bij de Rijksoverheid. Hij vindt 800 communicatiemensen te veel, zeker als je dat afzet tegen het aantal van zo’n vijftig slimme mensen bij ‘denktanks’, gremia die de overheid van advies voorzien over ontwikkeling en uitvoering van beleid.
Omtzigt doet de terechte observatie dat het aantal communicatiemensen de laatste jaren in absolute zin is gegroeid. Bij de Rijksoverheid dan, bij andere overheden ben ik daar niet meteen van overtuigd. Zeker bij wat minder grote gemeenten bijvoorbeeld, houdt het aantal van onze collega’s niet over en kan men daar vaak wel een onsje meer communicatie gebruiken.
Die 800 mensen werken er niet voor niets. De core business van communicatie bij het rijk is niet spinnen, is niet het uit de wind houden van bewindspersonen, of het afleiden van aandacht. De kern van communicatie is verbinding. Verbinding tussen burgers en beleid. Verbinding tussen Rijksoverheid en samenleving. Eraan bijdragen dat beleid past bij waar de samenleving behoefte aan heeft en waar draagvlak voor is. Dat is waar het gros van onze collega’s bij het rijk zich mee bezighouden.
Maar Omtzigt raakt een wezenlijk ander punt, een punt dat in de discussie ondergesneeuwd is geraakt. Namelijk dat de tegenmacht in onze samenleving veel te weinig ondersteuning heeft. De beleidsmakende macht, de regering, wordt ondersteund door ministeries, waar heel veel fte’s werken. Kamerleden daarentegen, hebben maar een of enkele medewerkers. De denktanks waar Omtzigt op doelt, zijn niet alleen ook ten opzichte van de aantallen communicatieprofessionals, maar zeker ook ten opzichte van de opgave waar ze voor staan, zwaar onderbemenst. Die verhouding is scheef en zou rechter getrokken moeten worden.