Logo Zoeken
Column

Het echte ZBMO-communicatiemodel

16 april 2021Betteke van Ruler

Ieder communicatielesboek noemt het ZBMO-communicatiemodel. Vaak aangehaald als ‘basismodel’, soms met de naam van de oorspronkelijke bedenker ervan, David Berlo. Maar altijd op een totaal andere manier beschreven dan Berlo zelf deed. Zonde, want het oorspronkelijke model is prachtig en het boek is nog altijd actueel.

Betteke van Ruller 1340x894.jpg

In 1960 schreef David Berlo het wereldberoemd geworden boek waarin hij zijn nog altijd overal geciteerde SMCR (Source - Message - Channel - Receiver) model introduceerde. “Dit boek verkent de complexiteit van het communicatieproces”, zegt hij in zijn voorwoord. Dat het zo complex is, komt door meaning, betekenis. We denken te gemakkelijk dat betekenis in de content zit, maar niets is minder waar. Betekenis zit in hoofden van mensen (p.173-175). Betekenissen zijn niet statisch maar ontwikkelen zich, door leren en door contact met anderen. Betekenissen zijn niet overdraagbaar, daar hebben we talen (codes) voor nodig, waarin we onze gedachten omzetten in een boodschap die hopelijk voor een ander decodeerbaar is. Is dat niet zo, dan is er geen communicatie mogelijk. Maar hóe anderen decoderen, moet je altijd afwachten. Als communicatieprofessionals moet je grootste zorg daarom zijn hoe mensen betekenis geven, zei Berlo al.

Ieder communicatieproces is uniek

Berlo spreekt van een proces, en daarmee bedoelt hij dat iedere communicatiesituatie “dynamic, on-going, ever-changing, continuous and unique” is (p.24). Je kunt ook niet spreken van een begin of een eind, zegt hij, want een uiting van iemand is altijd het gevolg van eerdere communicatie. Hij verontschuldigt zich dat in zijn model dat procesmatige niet tot zijn recht komt. Je gebruikt bovendien altijd verschillende bronnen als je een boodschap produceert of interpreteert, zegt hij; je weet daarbij zelf niet eens welke bronnen je hoe gebruikt en dat kan ook iedere keer anders zijn. Wat in de ene communicatiesituatie werkt, kan in een andere situatie daarom zomaar mislukken. Je kunt dus nooit zeggen dat als A iets zegt tegen B, dat zal leiden tot X (A to B = X). Je kunt niets zeggen over het verloop maar wel iets over de ingrediënten van het communicatieproces en over hoe die op elkaar inwerken, zegt hij. Vandaar dat hij in zijn model bewust geen pijltjes gebruikt.

De ingrediënten van communicatie

De ingrediënten van ieder communicatieproces zijn: Bron, Boodschap, Kanaal, Ontvanger. Berlo gebruikt (net als Shannon overigens) niet ‘Sender’. Ik vind bron mooi; zender verwijst naar de actie van de aanbieder van een boodschap, terwijl het woord bron veel meer verwijst naar de actie van de ontvanger.

Als je wilt communiceren (als bron optreden), moet je je gedachten omzetten in een code (encoderen) waardoor er een concrete boodschap ontstaat die je via een drager (kanaal) kunt uiten. Vervolgens is er een ontvanger nodig die de boodschap decodeert. De ontvanger is allesbehalve een passieve entiteit die willoos de code van de zender overneemt. Verre van dat, schrijft Berlo keer op keer. Hoe een bron en een ontvanger coderen, hangt af van hun respectievelijke communicatievaardigheden, hun houding tegenover zichzelf, de ander en het thema waarover het gaat, van hun kennis, hun plaats in het sociale systeem en van hun eigen achtergrond (cultuur). Als bron en ontvanger niet goed bij elkaar passen wat deze factoren betreft, is mislukking ingebouwd. De ingrediënten staan dus niet los van elkaar maar zijn als onderdelen van het communicatieproces onlosmakelijk met elkaar verbonden en werken op elkaar in.

Het ZBMO-model in oudere studieboeken

Ik heb onderzocht hoe het model van Berlo werd en wordt gebruikt in onze vakliteratuur. Conclusie: iedereen haalt het aan maar er wordt vaak een ander model van gemaakt. Ik noem hier twee voorbeelden. In Voorlichtingskunde (1974) noemde Anne van den Ban het SMCR-model als enige model van communicatie. Hij citeert Berlo uitvoerig met bijvoorbeeld: “Twee mensen kunnen precies hetzelfde woord gebruiken maar op totaal verschillende wijze interpreteren” (p.83). Gek genoeg verzint hij bij het model een extra ingrediënt, de E van effect. Berlo heeft het nergens over effect, wel over de mate van effectiviteit. Dat is de uitkomst van hoe de ingrediënten op elkaar inwerken, niet een ingrediënt in het proces zelf. Van den Ban maakt er door de toevoeging van effect als vijfde en laatste element een ander, veel meer lineair model van.

Het ZBMO-model in eigentijdse studieboeken

Ook Wil Michels (2016) haalt het ZBMO-model aan en noemt het een “eenvoudig communicatiemodel” (p.26). Hij zet pijltjes tussen de ingrediënten en voegt er twee zaken aan toe. Allereerst feedback, bedoeld als de reactie van de ontvanger naar de zender toe. Berlo heeft het terloops over feedback en ziet dat als de respons die de ontvanger in zichzelf genereert door zijn decodering. Als die er iets mee doet (naar wie dan ook), is hij zelf bron geworden. Als tweede voegt Michels terugkoppeling toe, bedoeld als reactie van de zender op de feedback van de ontvanger. Daarmee maakt hij er een lineair actie-reactiemodel van. Michels keurt het ZBMO-model af “omdat de ontvanger een vrij passieve rol in het model speelt” (p.26). Dat is nu juist waar Berlo zich sterk tegen afzet. Hij ziet de ontvanger in zijn rol als interpreterende persoon van wat een bron afscheidt, juist als extreem actief.

De moraal van dit verhaal

Het oorspronkelijke ZBMO-model is een totaal ander model dan wat je terugvindt op internet of in lesboeken. Auteurs zijn net mensen; ook zij interpreteren hun bronnen op hun eigen manier, vanuit hun eigen kennis en voorkeuren. Dat is nou precies het ingewikkelde van communicatie, zou Berlo waarschijnlijk zeggen.

ZMBO

Literatuur: Ban, Anne van den (1974). Inleiding tot de voorlichtingskunde. Meppel: Boom Berlo, David L. (1960). The Process of Communication, an introduction to theory and practice. New York: Holt, Rinehart and Winston. Michels, Wil (2016). Communicatie Handboek (5e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers.