Logo Zoeken
Blog

De eeuwige taalstrijd

11 februari 2015Bernadet Timmer

Als je ‘taalstrijd’ googelt, zie je vooral vechtende Vlamingen en Walen voorbijkomen. Maar die strijd wordt ook bij ons uitgevochten, op de werkvloer. Tussen de ‘eigen’ stijl van medewerkers en de huisstijl van de organisatie, tussen juridische teksten en Jip-en-Janneketaal en tussen ‘communicatie’ en ‘projectmanagement’ bijvoorbeeld. Hoe ga je daarmee om?

LOGW_Woorden_blog.jpg

In ‘De Glazen Ruimte’ in Maarssen organiseerde communicatiebureau Hendrikx Van der Spek hierover op 13 november 2014 een compleet congres. Het begint met rapmuziek, “de frontlinie van de taalstrijd” volgens Vivian Waszink, taalonderzoeker en schrijfster van ‘Woord – verbale spierballen in de nederhopbattle’. “Rappers zijn heel creatief, niet alleen met scheldwoorden. We zien veel van hun woorden terug in onze straattaal, zoals doekoe (geld), loesoe (weg) en pata (sportschoen).” In het begin vertaalden ze vooral letterlijk uit het Engels, maar nu gebruiken ze veel meer Nederlands of een mix van Engelse en Nederlandse woorden en uitdrukkingen, zoals flow (rapstijl), dissen (beledigen), lauw (geweldig), swag (stoer) en blingbling. “Ze gebruiken veel metaforen, vergelijkingen en woordspelingen, waaruit ook nieuwe woorden ontstaan, zoals ‘watskeburt’. Bestaande woorden krijgen soms een nieuwe betekenis. Denk aan gruwelijk, moeilijk, dik en vet voor ‘geweldig’.”

Factor C
Hoe bereiden we de communicatie goed voor? En hoe betrekken we de ander erbij of hoe betrekt de ander ons? “Factor C is de vitamine C voor beleid”, zegt Carola de Vree-van Wagtendonk van Publiec. “Het is een gereedschapskist voor communicatie over beleid, om in teams samen over communicatie na te denken.” Dè vraag die je moet stellen is: van wie is dit vraagstuk? Is het een initiatief van bewoners of een organisatie? Dan kunnen we dat als gemeente faciliteren. Is het een idee van de gemeente? Dan kunnen we het initiëren.
Van wie is de verantwoordelijkheid om die vraagstukken te behandelen? De Vree, beslist: “Niet van de afdeling Communicatie. Het is de verantwoordelijkheid van de beleidsmakers en projectleiders. We kunnen immers niet de communicatie van de hele organisatie overnemen. Communicatie hoort in plannen en niet ernaast. Maak dus geen apart communicatieplan. Als het in het projectvoorstel staat, is het van de projectverantwoordelijke.”

De baas van de taal
Van wie is de taal? Jan Renkema, auteur van standaardwerk De Schrijfwijzer, zegt dat er veel ‘taaleigenaren’ zijn: individuen, de taalgemeenschap, instituten, het onderwijs, deskundigen en de overheid vinden er allemaal iets van en dragen er op hun eigen manier aan bij. Daarom zien we taal vooral als het geschreven woord. Het ligt ook aan je invalshoek; “Zie je de schrijver als ober of als kok? Als veerman of als bruggenbouwer? Als eigenaar of als gastheer? Je zou een schrijver kunnen zien als de poort van ‘Egoland’ naar ‘Andermansland’. Een tekst moet antwoord geven op de vraag: wat betekent het voor de lezer?” Je hebt een doel met je tekst en de lezer heeft een verwachting, die deels bepaald wordt door het imago van de afzender en het kanaal. Dat zijn de factoren die je keuzes bepalen, dat is wat de taal bepaalt. “Het is zowel een duet als een duel. Samenwerking en overtuiging liggen aan de basis van de taal.”

Digitaal
“De strijd om de media culmineert op internet”, zegt congresorganisator Willem Hendrikx. De eeuwige strijd gaat over meer of minder vrijheid op het internet. Hoe proberen bedrijven, organisatie, overheden en burgers hier te winnen? Door marktaandeel. “Late instappers krijgen het moeilijk. Piraterij en illegale content strijden met auteursrecht, veiligheid en privacy.” Denk aan Blendle, De Correspondent, Amazon, Spotify en Netflix. Hendrikx noemt zeven internstrategieën voor onze communicatie en dienstverlening:
* Search Engine Optimalization (SEO): goede trefwoorden en content.
* Design: duidelijke graphics, buttons en opbouw met aandacht voor veelgevraagde zaken.
* ‘Gratis’: een lokkertje!
* Social media: het moet om personen gaan, je wilt dat mensen over je praten.
* Content: mensen komen voor de inhoud.
* Human factor: het menselijke verhaal; verpersoonlijk je boodschap en je organisatie.
* Disruptie: nieuwe (business)modellen zoals apps en online trainingen.
De keuzes die je hierin maakt zijn afhankelijk van je middelen, tijd en kennis. Valkuilen zijn: techniek, willekeur, oplopende kosten en arbeidsintensiviteit. En vergeet de mazzelfactor niet.

Nieuwe woorden
Welke woorden halen de Van Dale en waarom? Ton den Boon van de Taalbank is de Nederlandse hoofdredacteur van de dikke Van Dale. “Het succes of het falen van woorden hangt af van de inhoud en de vorm. Het moet ook goed klinken en makkelijk te schrijven zijn.” Een onduidelijke inhoud, ingewikkelde spelling en/of moeilijke uitspraak staat de inburgering van nieuwe woorden in de weg. De belangrijkste factoren voor het slagen van een nieuw woord zijn: de noodzakelijkheid voor een nieuwe term, de overeenkomst met een taaleigen begrip, vertrouwdheid, aansprekendheid, beknoptheid en welluidendheid.
Nieuwe woorden ontstaan door: sociale factoren (klimaatvluchteling, planking, bucketlist), technologische ontwikkelingen (drone, twitteren, tablet – nu al vaker bedoeld als iPad of smartphone dan als pilletje), politieke keuzes (bejaardentax, caviapolitie, moestuinsocialisme, polderjihadist) of economische impact (woekerpolis, subprimehypotheek). “Als een woord verwijst naar een maatschappelijk verschijnsel is de kans groot dat een woord courant wordt. Klimaat, milieu, vergrijzing en zorg hebben de afgelopen jaren al veel nieuwe woorden opgeleverd. Bijvoorbeeld: zorgvilla’s, stadsboer, tijgermoeder en cookiemuur. Dit zijn niet zozeer nieuwe woorden; meestal gaat het om samenstellingen (90%) of leenwoorden (10%).”

Spoedcursus humor
Bastiaan Geleijnse, een van de drie ‘vaders’ van Fokke en Sukke, mag de taalstrijd beslissen. Hij gebruikt humor als wapen. “Voor het krijgen van aandacht, voor conflictbeheersing en om om te kunnen gaan met moeilijke dingen.” Humor is niet altijd om te lachen, het heeft altijd een spanning in zich: “Het koppelt twee dingen die niet bij elkaar horen, maar die wel bij elkaar horen”. Er zijn drie bouwstenen voor humor: een slachtoffer, emotie en verrassing. Als je heel ver teruggaat heeft dit zijn oorsprong in de survival of the fittest; met wie wil jij je voortplanten en wie wil het met jou? “Mensen met gevoel voor humor worden vaak aantrekkelijk gevonden. Je hebt meer kans als je sterk, rijk, beroemd of heel mooi bent, of door een goed gevoel voor humor.”
Misschien kunnen we hiermee in elk geval de angel uit de taalstrijd halen.